Gelp.

      Reacties uitgeschakeld voor Gelp.

De burgemeester van de gemeente Egmond had aangekondigd dat hij er mee wilde stoppen. Was een wijs een besluit. In die tijd waren de procedures nog niet zo helder, in de Tweede Kamer hadden de politieke partijen kamerleden die de benoeming via een soort van handjeklap regelden. Uiteindelijk benoemde de kroon.
Roel de Wit was Commissaris van de Koningin in Noord-Holland. Een man van statuur. Zo zag hij er uit en gedroeg hij zich ook. Altijd vergezeld van zijn vrouw.
De gemeenteraad mocht inspraak hebben op de profielschets van de te benoemen burgemeester. Wat voor een persoon zochten de gemeenteraadsleden van Egmond eigenlijk. Om dat te horen kwam Dhr. De Wit persoonlijk naar het gemeentehuis op Zwartendijk, de Woeste Oogte.

Normaal gesproken werd de Commissaris van de Koningin ontvangen door de burgemeester van de gemeente, met veel égards. Maar ja het ging om zijn afscheid en dus moest de loco-burgemeester dat doen. Beetje toevalligerwijze was ik dat. Ik was zo’n beetje de jongste wethouder van Nederland, bestuurlijk niet droog achter m’n oren. Dus dat leverde wel wat spanning bij me op, zo’n hotemetoot ontvangen….

Om wat van de stress af te komen, ging ik met m’n vader praten. Die was er nog net en strooide op z’n tijd levenswijsheden rond. We zaten aan de hoge tafel in de Prins Hendrikstraat. Ik vertelde hem dat ik me druk maakte over de ontvangst en dat ik tegen Roel de Wit opkeek.
M’n vader had de gewoonte dan eerst even niks te zeggen, een nadenkende blik op te zetten. Toen sprak hij de woorden waar ik de rest van leven veel baat bij heb gehad:
“Jan, als die De Wit mot pisse, mot ie ook z’n gelp open doen….”
Het werd voor mij in de rest van mijn leven een soort bezweringsmodule, voor als ik hotemetoten tegen ging komen. Dat zinnetje in mijn hoofd, haalde subbiet alle schroom weg.

Roel de Wit kwam met zijn vrouw in een auto met chauffeur aan bij De Woeste Oogte. Het waaide (vanzelfsprekend) hard. We gingen met z’n drieën de lift in, naar de tweede verdieping. Onderweg gaf de rijzige heer de Wit aan, dat hij “graag even wilde antichambreren”.
Oké, “antichambreren….”. Boven gekomen bracht ik hem meteen naar de toilet, de pisbak, en dacht onwillekeurig aan m’n vader en de gelp.

Toen werd me in de betegelde toilet op niet mis te verstane toon aangegeven dat hij graag eerst even een kopje koffie wilde drinken in een andere ruimte dan de Raadszaal.
Hij had duidelijk een andere definitie van antichambreren dan ik…..